Een bodem in balans is de weg naar gezondere planten, een hogere productie en ook daadwerkelijk gezondere producten. Dat stelde Dr. William Albrecht al in de jaren twintig van de vorige eeuw. Volgens Albrecht produceert alleen een uitgebalanceerde bodem gezond voedsel met de juiste mineralenverhouding. Zijn analysesysteem stelt specifiek vast hoeveel van welk element nodig is.


Tegenwoordig is onder meer de Amerikaanse Neal Kinsey fervent aanhanger van Albrechts theorieen. Hij heeft de werkwijzen verfijnd en past ze in samenwerking met verschillende bodemspecialisten over de hele wereld toe. Een van hen is Eltjo van Cingel.

Kort gezegd gaat de Albrecht-methode om het balanceren van de voedingselementen, zodat de plant toegang heeft tot alle elementen. Verschil hierin met de meeste andere benaderingen is dat de Albrecht-methode uitgaat van zowel een minimaal benodigde hoeveelheid als de maximaal gewenste hoeveelheid. Andere systemen kijken meestal alleen naar wat minimaal nodig is. Is dat aanwezig, dan is het goed. Albrecht en Kinsey stellen dat bij bodemgehalten boven bepaalde maxima, elementen elkaar verdringen en de plant ze niet meer kan opnemen.

Ideale bodem

De ideale bodem bestaat volgens Albrecht uit 45 procent mineralen, 5 procent humus en 50 procent poriën. De poriën zijn bij voorkeur gevuld met half water en half lucht en bieden de leefomgeving voor het noodzakelijke bodemleven. Deze ideale verhouding kan na verloop van tijd ontstaan bij een goede chemische samenstelling. Een goede samenstelling heeft vervolgens weer effect op de biologische werking van dezelfde grond en dus op de groei van de plant. Natuurlijk zijn hierbij ook het bouwplan en de grondbewerking belangrijk.

Albrecht en Kinsey proberen door gericht te bemesten via blad of bodem, de elementen in de bodem en plant in de juiste verhouding met elkaar te brengen. Bladvoeding is hierbij in eerste instantie een noodmaatregel voor de plant, aangezien een evenwicht in de grond niet van het ene op het andere jaar te realiseren is. Maar ook daarna blijft bladvoeding nog belangrijk. Bij vrij snelle groei in het voorjaar, als de bodemtemperatuur laag is, kunnen de wortels niet alle voedingselementen snel genoeg opnemen. Verder kan bladvoeding helpen tijdens droogteperiodes. als de plant het moeilijk heeft met de opname van bepaalde elementen.

Specifiek bemesten

Concentraties van voedingsstoffen kunnen te hoog zijn, waardoor planten niet bij andere elementen kunnen komen terwijl die in principe wel voldoende in de grond aanwezig zijn. Een voorbeeld is zink. Zit er genoeg zink in de grond, maar ook te veel fosfaat, dan kan de plant het zink niet opnemen. De elementen verdringen elkaar in de grond en daardoor is het zink niet meer vrij opneembaar. "Bemesting is dan ook nooit zomaar een kwestie van het toevoegen van de hoeveelheid elementen die volgens de analyse ontbreken", stelt Van Cingel. Het ene element heeft effect op de beschikbaarheid van het andere. Neem calcium en magnesium. Een teveel aan magnesium maakt calcium en kali slecht opneembaar, terwijl de grond keihard wordt. Zit er nu te weinig calcium in de grond en precies genoeg magnesium, dan moet toch nog magnesium worden toegevoegd aan de kalkbemesting. Bemesting met calcium vermindert namelijk de hoeveelheid beschikbare magnesium.

Dit is mede de reden waarom de Albrecht-methode per grondsoort en situatie een specifiek advies geeft.

Lees het volledige artikel in de bijlage hieronder:

Bijlagen