Te veel fosfaat geeft een tekort aan opneembare zink, zwavel, calcium, magnesium en mangaan. Calcium wordt gezien als de belangrijkste van alle voedingsstoffen. Te veel calcium, vooral boven 80 procent, geeft een tekort aan opnaambare magnesium, kali en de meeste sporenelementen.


Bij te veel magnesium neemt de plant minder kali en calcium op. De grond wordt erg compact. Te veel kali geeft een tekort aan opneembare borium, calcium en magnesium. Meer dan 7,5 procent kali geeft een onkruidprobleem.

Te weinig zwavel leidt tot uitdroging van de vrucht; te veel kan rot veroorzaken. De plant verbruikt borium, dus de voorraad moet groot genoeg zijn. Borium kan zich niet verplaatsen naar het nieuwe blad, dus bladvoeding tijdens de groei is nuttig.